Ga verder naar de inhoud

Wat is incontinentie?

Incontinentie is een symptoom met meerdere mogelijke oorzaken en komt bij de VAPH-doelgroep vooral voor in combinatie met, of als onderdeel van andere handicaps. Met incontinentie worden alle vormen van ongewild verlies van urine en/of stoelgang bedoeld.

Fecale incontinentie

Fecale incontinentie is het onvermogen om stoelgang vast te houden of het hebben van herhaaldelijke onvrijwillige ontlasting via de anus.

Bij het niet (gecontroleerd) werken of bij afwezigheid van de sluitspier, kan er sprake zijn van fecale incontinentie. Dat kan voorkomen bij sommige mensen met een ernstig verstandelijke handicap, ernstige neurologische aandoeningen of uitgebreide verlammingen. Ook bij gebruik van veel sondevoeding waarbij overvloedig stoelgang gemaakt wordt en waarbij iedere controle over de sfincters ontbreekt, spreekt men over fecale incontinentie. Een ander voorbeeld is onbehandelbare chronische diarree. Soiling (= lekkage of ongemerkt verlies van kleine hoeveelheden ontlasting) is geen echte fecale incontinentie. Dat kan optreden als gevolg van obstipatie en is behandelbaar.

Toetsing aan de definitie van handicap

Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming, moet de persoon met een handicap een ernstig onbehandelbaar verlies hebben tijdens de nacht of overdag en tijdens de nacht. De stoornis op zich is onvoldoende om over een handicap te spreken. Er moet gekeken worden naar de (ernstige) beperkingen in het functioneren op de verschillende levensdomeinen en hoe de participatie daardoor ernstig wordt belemmerd.

Een refertebedrag voor incontinentie kan niet toegekend worden wanneer het stressincontinentie, urge-incontinentie of andere vormen van lichte of occasionele incontinentie betreft. Courant behandelbare vormen van incontinentie komen slechts in aanmerking wanneer is aangetoond dat een behandeling niet tot de mogelijkheden behoort bij betrokkene of dat de gevolgde behandelingen geen resultaat opleverden. Zoniet wordt een toekenning in de regelgeving expliciet uitgesloten. Meer info over de situaties waarin incontinentiemateriaal wordt terugbetaald, vindt u in de hulpmiddelenfiches.

Een goedkeuring kan ten vroegste gegeven worden aan personen die de leeftijd van vijf jaar bereikt hebben op het ogenblik van de beslissing. In zeer uitzonderlijke gevallen en onder strikte voorwaarden kan daarvan afgeweken worden.

Onder strikte voorwaarden kan – bij wijze van uitzondering – ook bij kinderen met een handicap, met een leeftijd van drie tot en met vier jaar, een refertebedrag worden toegekend:

(1) bij fecale incontinentie (met of zonder urine-incontinentie) als de ontwikkelingsleeftijd maximum 9 maanden bedraagt op het moment van de aanvraag. Objectieve onderzoeksgegevens zoals een actueel psychomotorisch evaluatieverslag waarbij een ontwikkelingsleeftijd van maximum 9 maanden na de derde verjaardag duidelijk is, moeten bij het team voorhanden zijn.

(2) bij fecale incontinentie (onvoldoende controle over de ontlasting) door fysieke niet te verhelpen oorzaken. De lichamelijke onbehandelbare oorzaak van fecale incontinentie moet duidelijk beschreven worden. Ook een goede beschrijving van de overwogen/toegepaste behandelingsmethodes (waaronder ook medicatie en heelkundige ingreep) mag niet ontbreken. Een verslag van een gastro-enteroloog en/of kinderchirurg in het vakgebied van de proctologie (studie van de pathologie van de aars en endeldarm) kan de aanvraag vervolledigen.

Deze tussenkomst is zeer uitzonderlijk en niet bedoeld voor ieder kind met ontwikkelingsachterstand. Een ontlasting één of twee keer per dag in een luier is geen voldoende reden om de aanvraag in te dienen voor deze uitzonderlijke tussenkomst. Voor jonge kinderen zijn dit immers geen bijkomende uitgaven. Het moet bij de kinderen jonger dan vijf jaar echt gaan om uitzonderlijke situaties ten opzichte van andere kinderen met een tragere ontwikkeling. Er moet aangetoond zijn dat op basis van de huidige toestand niet kan verwacht worden dat het kind ooit zindelijk wordt.

Toekenning van VAPH-ondersteuning

Attest 'Aanvraag van een tegemoetkoming in de kosten van incontinentiemateriaal

Als persoon met een handicap kan men een tegemoetkoming voor de aankoop van incontinentiemateriaal aanvragen bij het VAPH. Om een volledig en juist beeld te krijgen van de situatie van de persoon die die tegemoetkoming aanvraagt, werd een formulier ontwikkeld: Aanvraag van een tegemoetkoming in de kosten van incontinentiemateriaal. In sommige situaties kan dit formulier het adviesrapport van het MDT en het aanvraagformulier vervangen. Meer informatie daarover vindt u op de pagina Wanneer welke module indienen?

De bedoeling van het attest is tweeledig. Vooreerst moet men uit het attest de ernst van de problematiek, de grootte van de noden en de impact op het dagelijks leven kunnen afleiden, om zo het juiste refertebedrag te kunnen bepalen. Daarnaast beoogt men via het formulier de aanvrager en de behandelende arts te doen nadenken over mogelijke behandelingen.

Het attest wordt ingevuld door de behandelende arts die voldoende zicht heeft op de oorzaken van de incontinentie, de gevolgde behandelingen, de feitelijke situatie en de prognose. Dat kan de huisarts zijn (houder van het globaal medisch dossier), een arts die samenwerkt met de voorziening (voor residentiële personen met een handicap), de neuroloog, de uroloog, de kinderarts … Het moet gaan om de arts die de behandeling en opvolging van de patiënt opneemt voor wat de incontinentieproblematiek betreft. Het is minder voor de hand liggend dat een psychiater het formulier invult In dat geval moet het attest zeker vergezeld worden van een urologisch verslag dat voldoende antwoorden biedt om het correcte forfaitair bedrag te kunnen bepalen.

Als de etiologie en de therapeutische oppuntstelling niet duidelijk in het attest zijn weergegeven, moet ook een specialistisch verslag toegevoegd worden. De arts van het provinciaal kantoor kan aanvullende informatie opvragen als hij dat noodzakelijk acht.

De tegemoetkoming voor incontinentiemateriaal

Het forfaitair systeem

Sinds 1 januari 2011 is er een stelsel van gediversifieerde jaarlijkse refertebedragen van toepassing voor personen met een door het VAPH erkende incontinentieproblematiek. De vergoeding via refertebedragen houdt in dat facturen niet langer ingediend moeten worden. De aanvrager moet wel de bewijzen van de uitgaven voor incontinentiemateriaal bijhouden voor een eventuele controle door de Zorginspectie.

De concrete aanvraagprocedure voor een tegemoetkoming in de kosten van incontinentiemateriaal (bv. benodigde aanvraagdocumenten …) wordt beschreven in de Module hulpmiddelen en aanpassingen. Specifieke voorwaarden voor de toewijzing voor ondersteuning m.b.t. incontinentiemateriaal worden beschreven in het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001.


Beoogde materiaalkosten

Het refertebedrag beoogt de terugbetaling van absorberende en afschermende materialen. Het gaat om wegwerpluiers, plastic broekjes en wasbaar incontinentiemateriaal. Permanent bedlegerige personen krijgen een supplement voor de aankoop van beschermende bedonderleggers en incontinentiehoezen.

Ter informatie geven we ook mee dat er nog andere instanties zijn waar de patiënt mogelijks terechtkan. Zo geven de meeste mutualiteiten bijvoorbeeld een korting aan hun leden bij de aankoop van incontinentiemateriaal. Daarnaast kunnen personen die door het RIZIV als zwaar zorgbehoevende erkend worden, onder bepaalde voorwaarden aanspraak maken op een jaarlijks incontinentieforfait. Er bestaat bovendien een lager forfait voor niet-afhankelijke personen met onbehandelbare incontinentie.

Soorten refertebedragen

De verschillen in de jaarlijkse tegemoetkomingen zijn gebaseerd op:

  • de leeftijd van de aanvrager
  • de soort incontinentie
  • de graad van incontinentie
  • eventuele permanente bedlegerigheid en/of eventuele partiële zindelijkheid

Bedlegerigheid (meer dan 16 uur per dag een liggende houding in bed aannemen. We bedoelen daarmee effectief neerliggen in een bed.)

  • Volledig rolstoelgebonden zijn ≠ bedlegerigheid: De persoon is aan de stoel gebonden maar niet aan het bed. De persoon kan immers nog transfers doen en/of zich binnen- of buitenshuis met de rolstoel verplaatsen (al dan niet met hulp van anderen).
  • Volledige afhankelijkheid van derden ≠ bedlegerigheid: Een persoon met een ernstige verstandelijke en fysieke handicap die ‘s nachts slaapt in een verzorgingsbed (nachtrust van 8 – 10 uur) en overdag in een rolstoel zit, komt niet in aanmerking voor een supplement bedlegerigheid.
  • Bedlegerigheid is een van de risicofactoren voor het ontwikkelen van doorligwonden. In de preventie daarvan is het belangrijk om de huid goed droog te houden. Daarom wordt voor permanent bedlegerige personen een supplement bovenop het refertebedrag toegekend.

Partiële zindelijkheid

  • Sommige personen hebben weliswaar een ernstige incontinentieproblematiek, maar kunnen het ongecontroleerd verlies beperken door op geregelde tijdstippen gebruik te maken van het toilet of van een toiletstoel. Specifiek gaat het om personen met een handicap die enkel op initiatief of met hulp van derden naar het toilet kunnen gaan of om personen met ernstige incontinentie die op eigen initiatief het toilet of toiletstoel gebruiken. Door het gebruik van toilet of toiletstoel is het luiergebruik beduidend minder dan bij personen die geen gebruik kunnen maken van het toilet. Daarom werd voor deze groep een aangepast refertebedrag voor partiële zindelijkheid vastgelegd.

Personen met fecale incontinentie of personen met fecale en urinaire incontinentie (dag en nacht) kunnen een forfaitair bedrag aanvragen.

De concrete refertebedragen kunnen geraadpleegd worden in de refertelijst.

Beslissing omtrent het refertebedrag

De arts van het provinciaal kantoor bepaalt op basis van een goed ingevuld attest, de gegevens in het dossier en de regelgeving welk bedrag kan toegekend worden. De arts kan in sommige gevallen zelf bijkomende info of verduidelijking bij het attest opvragen.

  • Als de arts oordeelt dat een persoon op basis van het attest niet in aanmerking komt, wordt een voornemen opgemaakt. De beslissing om geen tussenkomst toe te kennen, is immers altijd gebaseerd op een interpretatie van de beschikbare gegevens. Na een voornemen tot weigering van een forfait, kan een verzoek tot heroverweging worden ingediend bij de heroverwegingscommissie (HOC). Als er geen nieuwe gegevens worden aangebracht, wordt verondersteld dat de HOC het advies van de arts van het provinciaal kantoor volgt. Als een nieuw attest of bijkomende gegevens bij de HOC worden aangeleverd, is het aan de arts van de HOC om het geheel opnieuw te bekijken.
  • De geldigheidstermijn van een goedkeuring van het VAPH voor een tegemoetkoming voor incontinentiemateriaal is maximaal 3 jaar, uitgezonderd in het geval van een overgang in leeftijdscategorie of wanneer de persoon met een handicap zelf een herziening aanvraagt. Met een overgang in leeftijdscategorie wordt bedoeld dat men op de leeftijd van 12 jaar overgaat op het bedrag voor volwassenen. Om de 3 jaar evalueert het VAPH het bedrag van de tegemoetkoming. Afhankelijk van de problematiek en de leeftijd van de aanvrager zal bij het vervallen van de beslissing al dan niet een nieuwe attestering door een arts noodzakelijk zijn. Dat zal samen met begin- en einddatum van de beslissing duidelijk in de beslissingsbrief vermeld worden. De aanvrager wordt daaraan herinnerd vóór het verstrijken van de tijdelijke beslissing.

Bron: https://www.vaph.be/

Let op!

Ook via je mutualiteit kan u recht op een terugbetaling van je incontinentiemateriaal hebben.

Neem hiervoor contact op met je mutualiteit.

Met de steun van deze sponsors Alle sponsors bekijken