Ga verder naar de inhoud

Sinds het begin van de jaren tachtig zijn biologische geneesmiddelen in opmars. Wat ze gemeen hebben, is dat ze gemaakt zijn door levende organismen: bacteriën, schimmels, dierlijke of menselijke cellen. Die levende organismen zijn immers op hun beurt in staat om stoffen aan te maken die veel complexer zijn dan de werkzame stoffen die in klassieke geneesmiddelen zitten. De actieve stoffen in biologische geneesmiddelen stemmen vaak overeen met menselijke eiwitten zoals antilichamen, hormonen en cytokines (boodschapperstoffen). Biologische geneesmiddelen zijn veel moeilijker aan te maken dan chemische geneesmiddelen. De cellen worden gekweekt en vermenigvuldigd in laboratoria waarna de eiwitten ‘geoogst’, gezuiverd en nabehandeld worden. De geproduceerde partijen zijn nooit exact gelijk: strenge controles moeten ervoor zorgen dat ze niet teveel van elkaar afwijken.

Bepaalde biologische medicijnen kunnen de ontsteking ter hoogte van de darmen onderdrukken door zeer specifieke processen van de ziekte te blokkeren. Het zijn meestal antilichamen die zich aan ontstekingseiwitten binden en ze inactief maken. Bij een auto-immuunziekte zoals IBD worden in je lichaam immers eiwitten aangemaakt die de ontsteking bevorderen doordat ze immuuncellen activeren. Door de aanmaak van deze eiwitten te remmen of helemaal te blokkeren, vermindert de ontsteking of kan ze soms zelfs helemaal stilgelegd worden. Over het algemeen is het resultaat binnen enkele weken merkbaar. Voor de behandeling van IBD zijn er momenteel drie klassen biologische geneesmiddelen (biologicals).

TNFα antagonisten

Tumor Necrosis Factor α (TNFα) is een eiwit dat verschillende processen in het lichaam beïnvloedt, waaronder ook ontstekingen. TNFα blokkerende middelen binden zich specifiek aan TNFα en neutraliseren zo dit eiwit. Deze biologicals werken op ontstekingen in het hele lichaam en worden dus ook gebruikt bij bv. ontstekingen van de gewrichten of de huid. Bekende TNFα antagonisten in de behandeling van IBD zijn infliximab, adalimumab en golimumab (dat enkel voorgeschreven wordt bij colitis ulcerosa). Deze medicatie wordt toegediend via een infuus in het ziekenhuis (infliximab) of via een injectie die je jezelf kunt toedienen (adalimumab, golimumab). De belangrijkste bijwerkingen zijn verhoogde kans op infecties, allergische reacties en huiduitslag (gaande van eczeem tot een reactie die op psoriasis lijkt). Zeer zeldzame bijwerkingen zijn hartproblemen en de ontwikkeling van huidtumoren (melanomen) en kliertumoren (vooral in combinatie met thiopurines). Voor men kan starten met anti-TNF medicatie moet de arts er zeker van zijn dat je geen onopgemerkte tuberculose hebt. De behandeling met anti-TNF medicatie moet uiteraard goed opgevolgd worden. De TNFα remmers (infliximab en adalimumab) zijn ook goedgekeurd voor de behandeling van psoriasis en gewrichtsontsteking (infliximab, adalimumab en golimumab).

Integrine-antagonisten

Een integrine is een eiwit dat zich op de witte bloedcellen bevindt. Het is een ‘adhesiemolecule’ die ervoor zorgt dat de witte bloedcellen op bepaalde specifieke plaatsen (zoals in de darm) zich aan de wand van de bloedvaten kunnen vasthechten en door de wand kunnen kruipen. De witte bloedcellen die specifiek naar de darm trekken (zoals bij een opflakkering van IBD) hebben de integrines alpha 4 en beta 7 op hun oppervlak. Zij zorgen dus voor het transport van de witte bloedcellen vanuit de bloedbaan naar de darm. Vedolizumab is een antistof die specifiek gericht is tegen deze integrines alpha 4 en beta 7. Ze houdt de witte bloedcellen weg van de zieke darm zodat het 53 ontstekingsproces kan uitdoven. Vedolizumab wordt toegediend via een infuus in het ziekenhuis. Door de langzamere werking kan het wel enkele weken tot maanden duren vooraleer een duidelijk klinisch effect merkbaar is. Er zijn naast vedolizumab nog andere, gelijkaardige geneesmiddelen in ontwikkeling die het transport van de ontstekingscellen naar de darm verhinderen. In tegenstelling tot andere behandelingen werken integrine-antagonisten erg specifiek op de darm waardoor er minder algemene nevenwerkingen en zeer weinig allergische reacties zijn. Specifieke nevenwerkingen zijn vooral infecties van de bovenste luchtwegen. Sommige mensen hebben ook meer gewrichtsklachten. Ook hier dient een tuberculose[1]screening te gebeuren alvorens de behandeling te starten. Zoals bij elke biologische behandeling is goede opvolging aangewezen.

Interleukineremmers

Interleukines zijn zogenaamde boodschappermoleculen (cytokines) die je immuunsysteem mobiliseren. Door de werking van deze boodschappers tegen te gaan, wordt het immuunsysteem onderdrukt en daarmee ook de symptomen van de ziekte. De verschillende interleukines hebben elk een eigen cijfer om ze te onderscheiden.

Interleukine 12 en 23 zijn boodschappermoleculen die betrokken zijn in de ontsteking bij ziekte van Crohn. Het eerste biologische middel in deze categorie (ustekinumab) is gericht tegen een gemeenschappelijk onderdeel van deze interleukines 12 en 23. Door deze te blokkeren vermindert de ontsteking in de darm. De eerste toediening ervan gebeurt via een infuus, daarna via (zelf)injecties. Ustekinumab is een product waarvoor weinig nevenwerkingen zijn beschreven. De meest voorkomende bijwerkingen zijn nasofaryngitis en hoofdpijn. Ook hier moet latente tuberculose uitgesloten worden alvorens de behandeling te starten. Zoals bij elke biologische behandeling is goede opvolging aangewezen.

Nieuwe moleculen in aantocht

Een klasse die we binnenkort mogen verwachten zijn de JAK ( janus kinase)-inhibitoren: kleine moleculen die ontstekingseiwitten remmen en oraal kunnen ingenomen worden. Tofacitinib is beschikbaar voor de behandeling van colitis ulcerosa in België. De ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen staat niet stil en is op het moment dat je dit leest waarschijnlijk alweer een paar stappen verder...

Bron: Patientengids "Leven met een inflammatoire darmziekte"

Wat zijn biosimilars?

Wanneer het patent op een biologisch geneesmiddel verlopen is, kunnen er soortgelijke versies op de markt gebracht worden: de zogenaamde biosimilars. Ze lijken sterk op het origineel, maar zijn nooit een exacte kopie. Dat komt omdat tijdens het ingewikkelde productieproces van biologische geneesmiddelen steeds kleine verschillen ontstaan die kunnen leiden tot afwijkingen in de complexe structuur van het eiwit, en dus ook tot variaties in werkzaamheid en veiligheid. Europa heeft een strenge regelgeving op dat vlak: biosimilars moeten aantonen dat ze qua vorm en werkzaamheid vergelijkbaar zijn met het origineel. Dat geldt overigens voor elke biological: ook de producten van de oorspronkelijke fabrikant (de originator) mogen slechts in zeer beperkte mate variëren.

Met de steun van deze sponsors Alle sponsors bekijken